Duur: 30 minuten
Bereid de leerlingen voor op de voorstelling Crazy Stupid door met ze hun verwachtingen over de voorstelling te onderzoeken. Wanneer de leerlingen vooraf een verwachting hebben van wat ze denken te gaan zien, gaan zij met een actieve houding aan de voorstelling deelnemen.
Wil je de posteropdracht klassikaal doen?
Gebruik de vragen hieronder om een klassikaal gesprek met je leerlingen te beginnen over de poster van Crazy Stupid. Je kunt de poster hier downloaden.
Werken de leerlingen thuis of geef je deze opdracht liever mee als (CKV-)huiswerk?
Dan kunnen de leerlingen de posteropdracht zelf thuis maken. Verwijs de leerlingen door naar onze site via deze link. Hier kunnen de leerlingen online en individueel de posteropdracht maken.
Opdracht 1: De poster
Open de poster op het digibord. Vraag de leerlingen als introductie of ze weten waarom een theatergezelschap een poster maakt. Laat de leerlingen in stilte één minuut goed naar de poster op het digibord kijken en bespreek daarna onderstaande vragen. De vragen zijn opgebouwd van objectief naar subjectief. Benadruk dat er geen goede of foute antwoorden zijn en dat iedereen een ander idee mag hebben. Vraag zoveel mogelijk door zodat de leerlingen hun antwoorden onderbouwen.
Opdracht 2: Wat zie je?
Laat de leerlingen benoemen wat ze zien op de poster. Let er op dat er feitelijk wordt geantwoord. Er mogen nog geen meningen worden gegeven. Dus niet ‘een stoere jongen’ maar ‘een jongen in een groen T-shirt’. Stel de volgende vragen om door te vragen:
-
Waar zie je dat?
-
Wat zie je nog meer?
-
Wie ziet er iets anders?
Opdracht 3: Wat denk je?
Nu de leerlingen hebben gesproken over wat ze zien op de poster, begin je een gesprek over wat ze denken. Ze gaan interpreteren wat ze in Opdracht 2 hebben gezien. Waarom staat zijn gezicht centraal op de foto? Waarom heeft hij een ketting om? Waarom heeft hij wallen onder zijn ogen?
Stel de volgende vragen om door te vragen:
-
Waarom denk je dat?
-
Waardoor komt dat?
Opdracht 4: Wat betekent dat?
De leerlingen gaan verder denken over de hoofdpersoon op de poster. Laat de leerlingen pen en papier pakken. Stel de volgende vragen en laat de leerlingen opschrijven wat zij denken bij de vraag.
-
Hoe heet hij?
-
Hoe oud is hij?
-
Hoe en waar woont hij?
-
Hoe staat hij in het leven?
-
Zou jij met hem bevriend kunnen zijn? Waarom wel of niet?
-
Waar gaat de voorstelling over denk je?
Bespreek na het schrijven de antwoorden. Laat enkele leerlingen hun antwoord geven en stel hen de volgende vragen om door te vragen waarom ze dit antwoord hebben opgeschreven:
-
Waarom denk je dat?
-
Waaraan denk je dat te zien op de poster?